Wat is transmissiestructuur?
Transmissiestructuren zijn een van de meest zichtbare elementen van het elektrische transmissiesysteem. Zij ondersteunen de conducteursgebruikt om elektrische energie van opwekkingsbronnen naar de belasting van de klant te transporteren. Transmissielijnen transporteren elektriciteit langafstanden bij hoge spanningen, doorgaans tussen 10 kV en 500 kV.
Er zijn veel verschillende ontwerpen voor transmissiestructuren. Twee veel voorkomende typen zijn:
Stalen roostertorens (LST), die bestaan uit een stalen raamwerk van individuele structurele componenten die zijn vastgeschroefd ofaan elkaar gelast
Stalen buispalen (TSP)Dit zijn holle stalen palen die uit één stuk of uit meerdere delen zijn vervaardigdsamen.
Voorbeeld van een LST met één circuit van 500 kV
Voorbeeld van een 220 kV dubbelcircuit-LST
Zowel LST's als TSP's kunnen worden ontworpen om één of twee elektrische circuits te dragen, ook wel enkelcircuit- en dubbelcircuitstructuren genoemd (zie voorbeelden hierboven). Structuren met dubbele circuits houden de geleiders doorgaans in een verticale of gestapelde configuratie, terwijl structuren met één circuit de geleiders doorgaans horizontaal houden. Vanwege de verticale configuratie van de geleiders zijn dubbelcircuitstructuren groter dan enkelcircuitstructuren. Op lagere spanningslijnen kunnen soms structuren voorkomenmeer dan twee circuits dragen.
Een enkel circuitwisselstroom (AC) transmissielijn heeft drie fasen. Bij lage spanningen bestaat een fase meestal uit één geleider. Bij hoge spanningen (boven 200 kV) kan een fase bestaan uit meerdere geleiders (gebundeld) gescheiden door korte afstandhouders.
Een dubbelcircuitAC-transmissielijn heeft twee sets van drie fasen.
Doodlopende torens worden gebruikt waar een transmissielijn eindigt; waar de transmissielijn onder een grote hoek draait; aan elke kant van een groot kruispunt, zoals een grote rivier, snelweg of grote vallei; of met tussenpozen langs rechte segmenten om extra ondersteuning te bieden. Een doodlopende toren verschilt van een ophangtoren doordat deze sterker is gebouwd, vaak een bredere basis heeft en sterkere isolatorstrengen heeft.
Structuurgroottes variëren afhankelijk van spanning, topografie, overspanningslengte en torentype. 500 kV-LST's met dubbel circuit variëren bijvoorbeeld over het algemeen van 150 tot meer dan 60 meter hoog, en 500 kV-torens met één circuit variëren over het algemeen van 80 tot 60 meter hoog.
Constructies met dubbel circuit zijn groter dan constructies met één circuit, omdat de fasen verticaal zijn gerangschikt en de laagste fase een minimale bodemvrijheid moet behouden, terwijl de fasen horizontaal zijn gerangschikt op constructies met één circuit. Naarmate de spanning toeneemt, moeten de fasen op grotere afstand van elkaar worden geplaatst om elke kans op interferentie of vonkoverslag te voorkomen. Torens en palen met een hogere spanning zijn dus groter en hebben bredere horizontale dwarsarmen dan constructies met een lagere spanning.
Posttijd: 25 februari 2022