Het concept van zendmasten, transmissiegeleiders worden ondersteund door delen van zendmasten. Hoogspanningslijnen maken gebruik van ‘ijzeren torens’, terwijl laagspanningslijnen, zoals die in woonwijken voorkomen, ‘houten palen’ of ‘betonnen palen’ gebruiken. Samen worden ze gezamenlijk ‘torens’ genoemd. Hoogspanningslijnen vereisen een grotere veiligheidsafstand en moeten daarom op grotere hoogte worden geplaatst. Alleen ijzeren torens hebben de capaciteit om tientallen tonnen lijnen te ondersteunen. Een enkele paal kan zo'n hoogte of gewicht niet dragen, dus palen worden over het algemeen gebruikt voor lagere spanningsniveaus.
Er zijn over het algemeen twee methoden om het spanningsniveau te bepalen:
1. Methode voor nummerplaatherkenning
Op de torens van hoogspanningslijnen worden meestal paalnummerplaten geïnstalleerd, waarop duidelijk de verschillende spanningsniveaus worden aangegeven, zoals 10 kV, 20 kV, 35 kV, 110 kV, 220 kV en 500 kV. Als gevolg van langdurige blootstelling aan wind, zon of omgevingsfactoren kunnen de nummerplaten op de paal echter onduidelijk of moeilijk te vinden worden, waardoor nauwkeurige observatie vereist is om ze duidelijk te kunnen lezen.
2. Isolatiereeksherkenningsmethode
Door het aantal isolatorstrings te observeren, kan het spanningsniveau grofweg worden bepaald.
(1) 10 kV- en 20 kV-lijnen gebruiken gewoonlijk 2-3 isolatorstrings.
(2) 35 kV-lijnen gebruiken 3-4 isolatorstrings.
(3) Voor 110 kV-lijnen worden 7-8 isolatorstrings gebruikt.
(4) Voor 220 kV-lijnen neemt het aantal isolatorstrings toe tot 13-14.
(5) Voor het hoogste spanningsniveau van 500 kV is het aantal isolatorstrings maar liefst 28-29.
Posttijd: 31 juli 2024